Wist u dat uw browser verouderd is?

Om de best mogelijke gebruikerservaring van onze website te krijgen raden wij u aan om uw browser te upgraden naar een nieuwere versie of een andere browser. Klik op de upgrade button om naar de download pagina te gaan.

Upgrade hier uw browser
Ga verder op eigen risico

Hypermobiliteit en pijn, wat doe je er aan?

drs. Jan D. Verhoeven 1-2 minuten lezen

Bij weinig ‘aandoeningen’ verschillen de kanten van de medaille zo sterk als bij hypermobiliteit. Waar voor de een hypermobiliteit de verklaring is voor pijnklachten en beperkingen, is het voor de ander de voorwaarde om excellent te kunnen presteren. Ballerina’s en turnsters, bijvoorbeeld, zijn extreem lenig en kunnen tegelijkertijd enorme krachten op het lichaam verdragen. De consequenties voor het functioneren bij hypermobiliteit hangen vooral samen met pijnklachten en verschillen sterk. Er is bij aandoeningen van het bewegingsapparaat in het algemeen een zwakke relatie tussen de ernst van de aandoening en pijn. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat in veel gevallen ook bij hypermobiliteit Fordyce’s law opgaat: ‘People who have something better to do, don’t suffer as much’.

Wat is hypermobiliteit?

Hypermobiliteit is een bindweefselaandoening. De klachten bestaan vooral uit spierpijn, gewrichtsklachten, (sub-)luxaties en vermoeidheid. De schatting is dat er bij 10 tot 20% van de populatie sprake is van hypermobiliteit, afhankelijk van de leeftijd, sekse en etniciteit. Bij kinderen komt hypermobiliteit veel voor, maar dit neemt af of kan zelfs geheel verdwijnen bij het ouder worden. Hypermobiliteit komt bij vrouwen vaker voor dan bij mannen (3:1) en bij Aziaten en Afrikanen treedt dit vaker op dan bij blanke mensen. Een groot deel van de mensen met gegeneraliseerde hypermobiliteit ondervindt daar geen ongemak van. Wanneer hypermobiliteit gepaard gaat met problemen, spreken we van een hypermobiliteitssyndroom (HMS). Het Ehler-Danlos syndroom en het Marfan syndroom zijn ernstige vormen van HMS. De classificatie vindt daarbij plaats op basis van de toetsing aan de Beighton-methode en Villefranche criteria. Een van de criteria is het vermogen om 10 graden of meer te kunnen overstrekken in elleboog en/of knie.

Genen verklaren de klachten niet

De familiaire component van het HMS bevestigt de genetische basis van hypermobiliteit. Gebleken is dat de aan een HMS geassocieerde klachten niet aangeboren/genetisch zijn bepaald, maar vooral samenhangen met externe factoren zoals leefstijl, trauma’s en sportactiviteiten. Het feit dat een dergelijke aandoening ‘nu eenmaal in de familie zit’, wil dan ook niet zeggen dat je er niks aan kunt doen.

Hoe HMS tot chronische en gegeneraliseerde pijnklachten leidt

In de literatuur kom je vaak het volgende beloop bij een HMS tegen: Kinderen met hypermobiliteit ravotten en spelen als anderen, maar hebben meer kans op kneuzingen van gewrichten. Kleine kinderen nemen na een kneuzing maar heel kort rust en pakken ondanks de pijn activiteiten weer vlot op. Dat houdt de conditie en belastbaarheid op peil. Bij het ouder worden en met name later in de puberteit verandert dat. Het kind wordt ‘verstandiger’ en gaat bewust reageren op de pijnklachten. Niet zozeer de intensiteit van de pijn, maar de gedachten die het kind aan de pijn koppelt, bepalen de beperkingen. Het kind ziet de pijnklachten als een signaal dat herstel nog niet (geheel) is opgetreden. De overtuiging dat deze pijn moet worden voorkomen als voorwaarde voor genezing, raakt bij het ouder worden in heel korte tijd verankerd. Hierdoor neemt de belastbaarheid snel af. Dit leidt tot chronische en gegeneraliseerde pijnklachten.

Doorbreken pijngerelateerd vermijdingsgedrag

In de pijnrevalidatie is de laatste decennia het fear-avoidance model leidend. Dit model beschrijft dat beperkingen in activiteiten en pijnklachten toenemen door pijngerelateerde angst. Het doel van de therapie is de belastbaarheid te verbeteren en de pijnklachten terug te dringen. De patiënt krijgt eerst informatie en advies en gaat daarna de pijnlijke bewegingen en activiteiten gedoseerd en toenemend uitvoeren. Graded activity en gradual exposure zijn hieraan verbonden. Echter, publicaties wijzen erop dat in pijnrevalidatie een nieuwe ontwikkeling gaande is. Pijngerelateerd vermijdingsgedrag is ook te doorbreken door het nastreven van een concurrerend doel dat je wat oplevert. Het gaat er niet om waar je van af wilt, maar om wat je wilt bereiken. Verandering kan dan optreden, zonder dat de pijngerelateerde angst wordt aangepakt. Schmidt e.a. hebben in een kwalitatieve studie vastgesteld, dat ook bij personen met een HMS juist de focus op de doelen en waarden die zij nastreven, bepalend zijn voor de activiteiten die zij ondernemen. Dit werd ook al in 1988 benadrukt door Wilbert E. Fordyce (Amerikaans psycholoog, 1923-2009): richt je juist bij pijnklachten op andere zaken die er meer toe doen. Hij is daarmee een van de grondleggers van de huidige aanpak van chronische pijn.

Voldoende spierkracht is van cruciaal belang

Het nut van intensief bewegen bij een bindweefselaandoening wordt bevestigd door de uitkomsten van onderzoek door Møller e.a. Bij een ernstig HMS zoals een Ehlers-Danlos syndroom, verbetert de spierkracht door drie keer per week intensieve spierversterkende oefeningen te doen. Dit leidt er ook toe dat het bindweefstel weer stugger wordt. Vanaf jonge leeftijd verdient voldoende lichaamsbeweging dan ook veel meer aandacht. Het feit dat in Nederland nog niet de helft van alle jongeren voldoet aan de beweegnormen en het aandeel inactieve jongeren snel stijgt, kun je verontrustend noemen.

Relatie HMS met angstklachten

Ruim 25 jaar geleden werd per toeval ontdekt dat HMS opvallend vaak gepaard gaat met gegeneraliseerde pijnklachten. Bulbena e.a. hebben dit in een longitudinaal onderzoek over een periode van 15 jaar bevestigd. Bij adolescenten met HMS was bij de eindmeting in ruim 40 procent van de gevallen sprake van een angststoornis, tegen slechts 2 procent in de controlegroep. Een overeenkomstige onderliggende (genetische) verklaring wordt vermoed, maar daarvoor is nog onvoldoende evidentie. Duidelijk is wel dat angstklachten bij een HMS de pijnklachten versterken. Onafhankelijk van deze comorbiditeit blijft het advies lichamelijk voldoende actief te zijn.

Tips voor de praktijk

  1. Rust bij pijnklachten kan, zeker ook bij hypermobiliteit, een medicijn met ernstige bijwerkingen zijn.
  2. Benut het positieve effect van de focus op toenaderingsdoelen: elke actie die je onderneemt is gericht op wat je in het functioneren wilt bereiken.
Auteur
drs. Jan D. Verhoeven

Bronnen

Scheper MC, de Vries JE, Juul-Kristensen B, Nollet F, Engelbert RH. The functional consequences of generalized joint hypermobility: a cross-sectional study. BMC Musculoskelet Disord. 2014 Jul 21;15:243

Scheper MC, de Vries JE, Verbunt J, Engelbert RH. Chronic pain in hypermobility syndrome and Ehlers-Danlos syndrome (hypermobility type): it is a challenge. J Pain Res. 2015 Aug 20;8:591-601

Palmer S, Bailey S, Barker L, Barney L, Elliott A. Re-writing the natural history of pain and related symptoms in the joint hypermobility syndrome/Ehlers-Danlos syndrome, hypermobility type. Physiotherapy. 2014 Sep;100(3):220-7.
Schmidt A, Corcoran K, Grahame R, de C Williams AC. How do people with chronically painful joint hypermobility syndrome make decisions about activity? Br J Pain. 2015 Aug;9(3):157-66

Fordyce WE. Pain and suffering. A reappraisal. Am Psychol. 1988 Apr;43(4):276-83. Review

Hildebrandt VH, Bernaards CM, Hofstetter H. Trendrapport Bewegen en gezondheid 2000/2014. Leiden, 2015.

Bulbena A, Gago J, Pailhez G, Sperry L, Fullana MA, Vilarroya O. Joint hypermobility syndrome is a risk factor trait for anxiety disorders: a 15-year follow-up cohort study. Gen Hosp Psychiatry. 2011 Jul-Aug;33(4):363-70.