Wist u dat uw browser verouderd is?

Om de best mogelijke gebruikerservaring van onze website te krijgen raden wij u aan om uw browser te upgraden naar een nieuwere versie of een andere browser. Klik op de upgrade button om naar de download pagina te gaan.

Upgrade hier uw browser
Ga verder op eigen risico

Verschil in cognitief verval tussen hoog- en laagopgeleiden bij veroudering

drs. Jan D. Verhoeven 1-2 minuten lezen

Heb je nog wel tijd om te genieten van je oude dag? De toename van de levensverwachting in West-Europa werd eerder vooral bepaald door een spectaculaire daling van de kindersterfte en de laatste decennia door een lagere sterfte op hogere leeftijd. Nu de pensioenleeftijd wordt opgeschoven rijst de vraag: resteren er na je werkbare leven vooral jaren waarin je gehinderd wordt door beperkingen? Naast de lichamelijke fitheid draagt een adequaat cognitief functioneren in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van leven.

Ouder worden gaat gemiddeld genomen gepaard met cognitief verval. Echter, gebleken is dat daarbij de spreiding in de cognitieve vaardigheden enorm toeneemt. Voor velen is leeftijd de risicofactor voor een slechter cognitief functioneren, maar anderen blijven tot op hoge leeftijd cognitief vitaal. Welke rol speelt daarbij het opleidingsniveau?

Met betrekking tot cognitief functioneren en cognitief verval is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de klachten die mensen ervaren, de scores die worden behaald op neuropsychologische testen en mogelijke schade in het brein. Zo is de kans groot dat schade in het brein zal leiden tot beperkingen in het cognitief functioneren, wat resulteert in slechtere scores op neuropsychologische testen. Dat wil nog niet zeggen dat betrokkene daarbij ook klachten ervaart. Anderzijds komt het voor dat mensen achteruitgang in hun cognitie opmerken, zonder dat beperkingen worden bevestigd in neuropschologisch onderzoek en er ook geen schade in het brein aanwijsbaar is. De kans daarop is bij hoger opgeleiden groter, zeker bij degenen die werkzaam zijn in een functie met hoge psychomentale taakeisen. De scores op neuropsychologische testen worden namelijk gerelateerd aan de gemiddelden, die zijn vertaald in normgroepen. Een gemiddelde score op een neuropsychologische test bij een hoger opgeleide, sluit niet uit dat betrokkene eerder veel beter presteerde en om die reden later klachten ervaart. Verder kunnen bij ouderen geheugenstoornissen ook sterk samenhangen met psychologische factoren, bijvoorbeeld met depressie. Zo kan het onvermogen om negatieve emotionele ervaringen uit het verleden te vergeten, tot aandachtsstoornissen en geheugenklachten leiden.

In de Amsterdam Study of the Eldery werd gevonden dat ouderen die niet meer dan lager onderwijs volgden, een tweemaal hogere kans hadden om de ziekte van Alzheimer te ontwikkelen. Een hoger opleidingsniveau lijkt daarmee zelfs een beschermende factor te zijn tegen het ontwikkelen van deze vorm van dementie. In onderzoek werd bevestigd dat hoger opgeleiden meer cognitieve reserves hebben, die de klinische expressie van de ziekte van Alzheimer modificeert.

Longitudinale studies laten zien dat er ook bij hoger opgeleiden ten aanzien van meerdere cognitieve deelfuncties sprake is van verval. Echter, omdat in vergelijking tot lager opgeleiden de uitgangspositie hoger is, blijft het positief verschil ten opzichte van lager opgeleiden bestaan. Hoger opgeleiden behoren overigens niet alleen vanwege langer studeren tot de groep met een lager risico. Nog meer dan het opleidingsniveau, wordt cognitief verval bepaald door de mentale inspanning die je in je leven verricht. Onderzoek heeft aangetoond dat een baan met hogere mentale taakeisen leidt tot een betere ‘cognitieve gezondheid’ op latere leeftijd. Het verschil kan wel oplopen tot vijftien jaar winst. Omdat hoger opgeleiden vaker een functie met een grotere mentale inspanning hebben, vormt deze ‘mental exercise’ de beschermende factor. Het blijft van belang het brein tot op hoge leeftijd uit te dagen. Ook wanneer een gebeurtenis cognitieve problemen heeft uitgelokt, is het mogelijk om door training en het oppakken van werkzaamheden de cognitieve functies weer te verbeteren.

Met betrekking tot andere factoren die van invloed zijn op cognitief verval kunnen boeiende vergelijkingen worden gemaakt. Zo gaat roken ten koste van de cognitieve functies, maar rokers worden niet zo oud en leven in vergelijking tot anderen dan ook relatief kort met beperkingen. Personen met matig overgewicht kunnen wel oud worden, maar leven vervolgens langer met cognitieve beperkingen. Personen met een hogere opleiding in combinatie met werkzaamheden die intensievere mentale inspanningen vereisen, worden vaak ouder en hebben daarbij niet zo lang (objectiveerbare) cognitieve beperkingen.

Tips voor uw dagelijkse praktijk

1. Het onvermogen negatieve ervaringen te vergeten, kan leiden tot actuele cognitieve beperkingen.
2. Achteruitgang in cognitie kan worden ervaren, voordat cognitieve tests een achteruitgang ten opzichte van eerder functioneren kunnen detecteren.
3. Tot op hoge leeftijd zijn cognitieve functies te verbeteren.
4. Werkhervatting na uitval door cognitieve klachten vereist vooral een kwalitatieve benadering.

Auteur
drs. Jan D. Verhoeven

Bronnen

Elst, W. van der, Boxtel, M. P. van, & Jolles, J. (2012). Occupational activity and cognitive aging: A case-control study based on the Maastricht Aging Study. Experimental Aging Research, 38, 315-329. Brehmer, Y., Westerberg, H., & Bäckman, L. (2012). Working-memory training in younger and older adults: Training gains, transfer, and maintenance. Frontiers of Human Neuroscience, 6, 1-7.

Zahodne, L. B., Glymour, M. M., Sparks, C., Bontempo, D., Dixon, R. A., MacDonald, S. W., & Manly, J. J. (2011). Education does not slow cognitive decline with aging: 12-year evidence from the Victoria longitudinal study. Journal of International Neuropsychological Society, 17, 1039-1046.